Door pastoor Henri ten Have
Requiem Aeternam zingt het koor aan het begin van deze viering, als John naar voren wordt gebracht, op de plaats waar hij zoveel gelopen en gedaan heeft en waar we hem heel erg gaan missen.
Requiem Aeternam, woorden uit de vertrouwde Latijnse mis, waar John zo van hield.
Requiem aeternam dona eis Domine, wat betekent: Geef hun de eeuwige rust.
Bij de woorden Requiem Aeternam, moest ik denken aan het laatste gesprek dat ik met John had. Hij vertelde dat hij de dag tevoren een bijzondere ervaring van een diepe vredige rust had gehad, een soort visioen, een beleving van een heel diepe en mooie verstillende rust. Hij zei daarvan dat het zo mooi was, dat hij er wel direct naar toe zou willen. Hij sprak er met zoveel vrede over, en zo helder, dat hij ook ons daarmee gerust wist te stellen.
Bijzonder dat juist hij, die zo vaak als koster en koorzanger de woorden Requeim Aeternam heeft gehoord en gezongen, daar in de laatste dagen van zijn leven iets van heeft mogen ervaren. Requiem Aeternam, eeuwige rust, dat klinkt niet zonder meer aantrekkelijk. Want bij dingen die eeuwig duren, denken wij aan iets dat gaat vervelen. Maar in het gelovig taalgebruik gaat het bij het woord Aeternam, eeuwig, over iets dat zo mooi is, dat het wel eeuwig mag duren, iets wat in onze alledaagse ervaring niet voorstelbaar is.
Requiem Aeternam, eeuwige rust, deze woorden lijken echter niet zo van toepassing op John zoals we hem gekend hebben: eerder zouden we zeggen: eeuwig actief, altijd bezig.
Geboren in een groot gezin heeft hij van jongs af aan leren aanpakken: bij zijn vader in de zaak, bestellingen rondbrengen voor de slager, en eenmaal getrouwd, in een schoenenzaak in Apeldoorn en later Dinxperlo waar Peter geboren is, later bij Tiemessen in Wageningen waar Marije werd geboren, en vervolgens als conciërge bij de LTS aan de Churchillweg en later bij de universiteit.
Hij stond altijd klaar om klussen op te knappen bij familieleden en bekenden: schilderen, tuin opknappen en parketvloeren leggen. Als hij niet wist hoe het moest, leerde hij het zichzelf aan: een duizendpoot, met een drive om iets goed en met zorgzaamheid te doen. Ook iemand die je om raad kon vragen.
Daarnaast was hij heel actief als vrijwilliger: voorzitter van de gehandicaptensportvereniging, zelf gymles geven, bestuurslid van scholen en lid van medezeggenschapsraden. Bij de kerk als lid en secretaris van het Caeciliakoor, het parochiebestuur en later de locatieraad van Wageningen. Collectant, kopieerder en gastouder. Ook was hij actief als bezoeker van de Caritas en daarbij viel zijn betrokkenheid op bij mensen die het minder getroffen hadden. Tenslotte groeide hij van hulpkoster bij uitvaarten uit tot koster, inkoper en zaalbeheerder. In deze laatste negen jaar heeft hij ongelofelijk veel betekend voor onze kerk, maar ook zette hij zich in voor andere locaties zoals Renkum. Hij was enorm gemotiveerd voor de begeleiding van de misdienaars, en de 4 en 5 mei herdenking. Alles wat hij deed, deed hij met honderd procent inzet en grote gedrevenheid, maar hij kon zich ook ergeren als het niet zorgvuldig gebeurde. Altijd stond hij klaar als ik of iemand anders een beroep op hem deed, en hij wordt dan ook door heel veel mensen gemist. Hij kon goed luisteren, advies geven en bemiddelen bij tegenstellingen.
Toen hij door zijn gezondheid zijn werkzaamheden moest afbouwen, bleek eens te meer hoeveel hij deed, en hoeveel moeite het hem kostte dat los te laten, vooral omdat hij het deed vanuit zijn geloofsovertuiging, zoals blijkt uit zijn ontslagbrief:
“. Het gaat niet meer, het is helaas voorbij. Mijn wens is om de woensdagochtend voorlopig nog te kunnen blijven doen.
Het is een mens niet vaak gegeven om zoiets moois te mogen helpen opbouwen, vooral als dit ook nog direct verband houdt met je geloofsovertuiging. Dat opbouwen maakt het stukje bij stukje zeer bijzonder. Deze (gezamenlijke) opbouw bestaat niet alleen uit taakjes, maar uit een ambitie van het geloof om er samen iets moois van te maken, jezelf thuis te voelen, je verbondenheid met de parochianen te tonen. Dat is wat ik belangrijk vind, ook binnen onze geloofsgemeenschap.“
Je voelde bij John inderdaad dat hij de dingen deed vanuit een diep geloof, dat hij van huis uit had meegekregen. Een geloof dat soms ook beproefd is geweest, zoals bij een van de zwaarste slagen van zijn leven, het overlijden van zijn geliefde tweelingbroer Alfons. Maar ook een geloof dat steeds weer terugkwam als een bron van kracht en inspiratie. Moeder Maria was belangrijk voor hem. Hij hield van de klassieke Latijnse mis en de rituelen, waarvan hij ook de misdienaars met veel toewijding uitleg gaf. Hij hield van tradities, en zei dan: ‘Wat goed is moet je houden’. Maar de rituelen waren voor hem niet louter een uiterlijke vorm, maar meer een uitdrukking van eerbiedig geloof, en als iets niet eerbiedig ging, dan stoorde hem dat. ‘Dat hoort niet’, zei hij dan. Wat liturgie voor hem betekende zag je ook in zijn houding. Normaal was hij altijd vlug en kwiek, op het priesterkoor straalde hij rust uit, iets van het Requiem Aeternam, de vredige rust van God.
Een man die zoveel deed voor anderen, voor de kerk en de samenleving, daar sta je met respect, dankbaarheid en liefde tegenover. Gelukkig hebben we nog net op tijd daar uitdrukking aan kunnen geven door de uitreiking van de pauselijke onderscheiding Bene Merenti.
Deze bijzondere man geeft ons vandaag nog een inkijkje in zijn diepste drijfveren met de liturgie van zijn uitvaart, waarvoor hij de liederen en de lezingen zelf heeft gekozen.
En dan valt op dat hij geen gewone typische uitvaartlezing heeft gekozen, maar de beroemde en mooie tekst van St Paulus over de liefde.
Dat was de kern van zijn bestaan. Liefde voor het gezin en de familie waar hij uit voortkwam. Voor de kerk, zowel de kerk als huis van God en de kerk als gemeenschap, en voor de mensen om hem heen die een beroep op hem deden. Liefde voor zijn Marianne. Al op 16-jarige leeftijd leerden zij elkaar kennen, de liefde van elkaars leven. Liefde voor zijn kinderen en hun gezinnen en trots op zijn kleinkinderen.
Een liefde die hij vooral tot uitdrukking bracht door zich volledig, met heel zijn hart in te zetten in al zijn activiteiten, die zo talrijk en intens waren dat we ons er dankbaar en verlegen bij voelen.
Maar toch blijken zijn vele activiteiten, zijn doorzettingsvermogen, zijn energie, hoe waardevol voor ons allen ook, niet zijn belangrijkste erfenis. Zijn belangrijkste erfenis voor ons laat hij zien in deze liturgie: geloof, hoop en liefde.
Geloof in het eeuwige leven, waar alle gebeden van spreken, de hoop om deel te hebben aan de zaligheid waar het evangelie over spreekt, en de liefde die spreekt uit de tekst van de eerste lezing en uit heel het leven van John.
(God is liefde, en de missie van Jezus op deze wereld was om Gods liefde op deze wereld centraal te stellen, ons te verlossen en ons door Gods geest om te vormen tot mensen naar het beeld van Jezus, Gods mensgeworden liefde, opdat wij eens Gods liefde mogen binnengaan en erven.)
Het geloof, de hoop en de liefde is de erfenis die John achterlaat voor ons, moge hij nu zelf zijn geloof en hoop op God beloond zien, door deel te hebben aan het erfdeel van Gods eeuwige rustgevende liefde: Requiem aeternam.
God, dank u wel voor John,
John, dank je wel voor alles wat je voor ons was, bent en blijft.
Domine, requiem aeternam dona ei, Heer geef hem de eeuwige rust. Amen.
|