MIJN VRIJHEID EN AUTONOMIE !

 

WAAROM  DAN AL DIE GEBODEN EN VERBODEN?

 

            CRITICUS:  Vrijheid ! Vrij van allerlei beperkingen  en wetten. Je eigen keuze volgen in doen, denken,  geloven en in alles. Zelf bepalen wat zonde is, niet de kerk. In plaats van ‘Gij zult niet...’ maak ik  zelf uit met mijn geweten wat mag of niet. Je eigen baas zijn; alles mag, niets moet; geen mens of God boven je aan wie je moet gehoorzamen. Zou dat niet ideaal zijn?

 

            Vrijheid!  Inderdaad een prachtig ideaal. De bevrijding van de tweede wereldoorlog met al zijn gruwelen wordt terecht vrolijk gevierd ieder jaar. Er zijn twee soorten van vrij zijn: Vrij van iets, en vrij tot iets. In het eerste soort zijn we vrij van bijv. oorlog, epidemie , overstroming, hongersnood of slavernij. Die vrijheid mag beslist gevierd worden. Maar ook  de innerlijke vrijheid van bijv. verslaving aan drugs, angst, haat,  ontucht en allerlei zonden

“Voor die vrijheid heeft  Christus ons vrij gemaakt”, zegt de heilige Paulus, (Galaten 5,1) Door zijn dood en verrijzenis zijn wij verlost en bevrijd. Doen we genoeg voor  zulk soort bevrijding in onszelf of in anderen?

            Dan is er het tweede soort van vrij zijn:  vrij tot of vrij om.  We zijn gezegend met  een vrije wil om eigen keuzes te maken: vrij om uit te gaan of thuis te blijven, vrij om mijn radio zachtjes te laten spelen of juist heel luid. Maar dan komt mijn vrijheid misschien al gauw in botsing met  het recht en de vrijheid van de buren om rustig te kunnen slapen. “Wij zijn baas in eigen buik”, wordt er wel eens geroepen. Maar het ongeboren kind  heeft een nog fundamenteler recht: het recht om te leven. Vrijheid, vrije wil, eigen keuze: prachtige gave van God. Maar dan wel vrijheid met verantwoordelijkheid en respect voor de rechten en de vrijheid van anderen; met respect ook voor de wetten die door de Schepper geplant zijn in de natuur en  in mijn eigen geweten, of die gegeven zijn door ouders en anderen die daarvoor bevoegd zijn. De heilige Paulus zegt in hetzelfde hoofdstuk: ‘U werd geroepen tot vrijheid. Alleen misbruik de vrijheid niet als een voorwendsel voor een zondig leven, maar dien elkaar door de liefde.’  (5,13)

            We hebben ook de vrijheid om iets kwaads te kiezen, bijv. een seksuele zonde, vloeken, stelen of roddelen. Dat kiezen maakt alleen schijnbaar  vrij. ‘Iemand is het meest vrij als hij ‘ja’ kan zeggen tegen het goede; als hij niet door verslaving, dwang of gewoonte wordt belemmerd te kiezen en te doen wat juist en goed is.’ (Youcat 287)

            GEBODEN. De mens van tegenwoordig is allergisch voor geboden en verboden en wetten. Beperken die niet onze persoonlijke vrijheid? vraagt Criticus.

Toch zijn Gods wetten en geboden geschreven in de harten van de mensen, in ons  ‘geweten’, of we nu heiden zijn of christen of ergens tussenin. En om er zeker van te zijn dat de mens de geboden van God kent, heeft Hij de tien voornaamste op stenen tafelen gegrift. Die zijn nog steeds geldig, maar wel aangepast aan onze moderne tijd. Bijvoorbeeld  ‘Gij zult niet doden’. Dat betekent ook: het milieu niet vervuilen met giftige gassen en afval, niet zorgeloos omgaan met een besmettelijke ziekte, niet gevaarlijk rijden in het verkeer. Ook niet  zichzelf doden als men zijn leven ‘voltooid’ vindt. Nee, Gods geboden zijn echt niet wereldvreemd of om het leven moeilijk te maken.

            Stel je voor dat alle wegwijzers in Nederland weggehaald zouden worden en alle tom-toms ook. Wat een vreselijke chaos zou er overal in het verkeer zijn. Geeft dat vrijheid of  juist een beperking van vrijheid?  De geboden van God en van de kerk zijn die wegwijzers naar onze eeuwige bestemming. God is geen boeman maar onze liefhebbende Vader. Hij wil alleen het goede in ons leven: orde, harmonie en geluk.

            Gods wet, dat betekent Gods wijsheid, moet zichtbaar worden in alle sferen van de samenleving: in de politiek, het onderwijs, medische sfeer en andere gebieden, vooral in het gezin. Dat kan moeilijkheden geven. Toch zijn Gods geboden niet te zwaar. “Leer van Mij”,  zegt Jezus, “mijn juk is zacht en mijn last is licht, en je zult rust vinden voor je ziel.” Je hoeft je ook niet te bezorgt en strest te voelen over een vloed van gebodjes en reglementen, want er is er uiteindelijk maar één: bemin. We proberen God te beminnen met heel ons hart. Dan is het gemakkelijker om zijn wil en gebod te volbrengen. Bemin je naaste als jezelf. Dan ben je op de goede weg, de weg van barmhartigheid, vergeving en...vrijheid.

            AUTONOMIE  of zelfbeschikking. De mens van tegenwoordig wil zelfstandig door het leven gaan en zo zichzelf ontplooien, zegt CRITICUS.

Dat kunnen we beamen. Ja, het gevoel van autonomie is een basisbehoefte van de mens. Gebrek aan zelfbeschikking belemmert zijn motivatie. Dat zegt Wikipedia  terecht. Maar we moeten niet vervallen in Pelagianisme dat al door de kerk veroordeeld werd in de vierde eeuw. Dat beweert dat de menselijke wil genoeg is om zonder zonde ons einddoel te bereiken: want de mens is autonoom en in staat zichzelf te redden, zonder te erkennen dat hij op het diepste niveau uit God voortkomt. Het antwoord:  Christus erkennen als onze enige universele Verlosser en Bevrijder. (Paus Franciscus, Apostolische Brief  ‘Placuit Deo’)

            We blijven streven naar de ware vrijheid die vrede en vreugde geeft en die tot de beste zelfontplooiing leidt met behulp van onze Verlosser en Bevrijder Jezus Christus. Paus Benedictus zei eens (08-12-05): “De mens die zich volledig overgeeft in de handen van God, wordt geen marionet van God, geen vervelende aangepaste persoon; hij verliest zijn vrijheid niet. (…) Hij vindt de ware vrijheid, de grote scheppende ruimte van de vrijheid van het goede. De mens die zich wendt tot God wordt niet kleiner maar groter, want door God en samen met Hem wordt hij groot, wordt hij goddelijk, wordt hij werkelijk zichzelf.”

(Youcat 287)